Het schaduwstation
Mei 2010. De sporen van Baarn NCS liggen er netjes bij. Het hele emplacement is voorzien van ballast van Koemo. De ballast is uiteraard echt gesteente en exact op schaal. Ik heb een mengsel gemaakt van donkergrijs en roestbruin om een ouder ballastbed te imiteren. De combinatie van zelf gespijkerd spoor met echte houten biels en deze ballast geeft een verbluffend echt resultaat.
De rails zijn in roestkleur geschilderd en alles heeft een waasje roest gekregen. Ik gebruik hiervoor Tamiya XF64 (roodbruin). Deze kleur komt erg goed in de buurt van verroest spoor. Bijkomend voordeel is dat de verf snel droogt en met de airbrush goed te spuiten is. De ruimte tussen de sporen is opgevuld met sintels en drainagemateriaal van Asoa.
Ondertussen is ook het schaduwstation gebouwd. Het staat hier nog even midden in de ruimte en straks krijgt het een plaats onder Baarn NCS. Het schaduwstation telt in totaal acht sporen, waarvan er zes doodlopen tegen een houten stootblok. Het is de bedoeling dat treinen straks automatisch keren en parkeren onder leiding van de computer.
Voor het schaduwstation heb ik kant en klare rails van Peco gebruikt en wel het zogenaamde 'code 143 flat bottom track'. Zeker als je net gewend bent om elke spoorspijker er met de hand in te drukken gaat het leggen van een meter Peco verrassend snel. Wanneer de rails klaar zijn, gaat de modules op hun kant om bedraad te worden. De wissels worden aangedreven met Tortoise wisselmotoren. Helemaal links is er net eentje te zien. De modules worden op elkaar aangesloten via de inmiddels beproefde universele module connector.
Voor de terugmelding zijn alle modules inmiddels voorzien van Loconet terugmelddecoders. Ik gebruik de standaard decoders met 16 contacten en sluit daarop een 16SD stroomdetectieprint aan. Dat scheelt niet alleen geld, maar het biedt ook de mogelijkheid om elk contact aan te sluiten op een andere voeding. Bovendien is de decoder door de optocouplers op de print volledig geïsoleerd van de baan en hij is zo goed beschermd tegen eventuele schade door kortsluiting o.i.d.
De schakeling rechts is de voeding van de wisselmotoren. Via twee dioden wordt 12 Volt wisselspanning gesplitst in -12 Volt en +12 Volt gelijkspanning. Een simpele schakeldecoder van LDT verbindt de motor afwisselend met de - en de + waardoor het wissel verzet. De condensatoren vlakken de enkelfase gelijkgerichte spanning af, waardoor de schildpadjes niet meer brommen en krachtiger hun werk doen.
Een heel ander project is de bouw van de NS 162. Het model is gebaseerd op een Engelse kit, maar er zijn heel wat extra onderdelen nodig om er echt wat van te maken. Het wachten is nog op een paar laatste onderdelen en dan kan de dappere diesel verder worden afgebouwd.
Onzichtbare voortgang
Oktober 2010. In Buitenlust arriveert een nieuwe bollenwagen. Het model is van Philotrain en werkelijk fenomenaal gedetailleerd. Zelfs de kleinste kraantjes hebben opengewerkte handgrepen. In werkelijkheid werden de silowagens - zo heten ze officieel - gebruikt voor het vervoer van fijnpoederige stoffen, zoals cement. De wagens werden geladen en gelost met behulp van perslucht; ze waren overal in het land te vinden.
Ondertussen is er ook weer flink gebouwd. Het resultaat is alleen bijna niet te zien. Deze modules zijn namelijk voor de spoordriehoek onder de naam. De driehoek verbindt het schaduwstation met station Soest en via de modules van de zanderij met het bovenste niveau. De groep modules bestaat uit twee identieke hoekmodules, een tussenstuk en een y-vormige splitsing. De groep is de vierde groep modules die nu gebouwd is. Nog twee te gaan.
Op de hoekmodules gebruik ik de nieuwe meegebogen wissels van Peco. Deze wissels zijn echter code 124, terwijl de rest van de sporen code 143. Het kleine verschil in hoogte wordt opgevangen met een dun laagje styreen onder de wissels. Het ene uiteinde van de driehoek wordt tijdelijk gevormd door een losse standaard module. Op deze plaats komen de modules van station Soest te liggen.
Langzamerhand naderen de rongenwagen en de NS162 ook hun voltooiing. Het werk ligt soms weken stil in afwachting van onderdelen of omdat de bouw van de modules voor gaat. Nog een paar kleine dingetjes en dan zijn ze echt af. Op het spuiten en afwerken na natuurlijk.
De bouw van de volgende groep modules is begonnen. Deze modules vormen de basis van station Soest. Er komt nog een derde module in de hoek links bij. Alles bij elkaar is het best een ingewikkelde constructie met een spoor achter en zwevende achtergrond en een hoekmodule die in een boog loopt. Het zal wel even duren voor hier de eerste treinen rijden.
De geboorte van Soest. En van een loc.
November/december 2010. De vijfde groep modules staat definitief in de steigers. In totaal kent Buitenlust zes groepen modules. Op deze drie modules - beter gezegd segmenten, want het zijn geen standaard modules - komt station Soest te liggen. Ik begin altijd met het uitzetten van de sporen en het bouwen van de kale bakken. In afwachting van het hout voor de achtergrondconstructie heb ik gelijk de dwarsliggers voor de rails gelegd. Inderdaad, ook nu weer worden alle rails en wissels met de hand gebouwd.
De achtergrond van dit deel van Buitenlust is een wat complexer dan van de rest van de baan. Achter de achtergrond loopt namelijk het spoor dat beide niveaus met elkaar verbindt. De hoekmodule en de achtergrond moeten precies de boog van dit spoor volgen en dat is best even een timmerkarweitje. Uiteindelijk past het allemaal perfect.
Het schilderen is bijna nog meer werk dan het bouwen van de constructie. Eerst worden de gaten geplamuurd, dan gaat alles twee maal in de grondverf, vervolgens wordt het oppervlak glad geschuurd en dan wordt alles nog eens twee maal gelakt. De achtergrond krijgt voorlopig een egale matte, blauwe tint. Wanneer het landschap wat meer vorm heeft gekregen, plak ik daar een passende foto van het echte landschap in Baarn en Soest overheen.
Een achtergrondplaat zorgt voor een optische scheiding tussen beide niveaus. Het verschil bedraagt 30 cm. Deze afstand is de som van de hoogte van de modules (15 cm) en de benodigde doorrijdhoogte (15 cm). De helling is iets van 13 meter lang, zodat de stijging net iets meer bedraagt dan 2%. Spoor nul locs hebben geen antilsipbandjes, maar wel voldoende adhesiegewicht. Zo kunnen ze toch zonder probleem een helling van 2% nemen.
De NS 162 is inmiddels op de baan verschenen. Het model heb ik basis van een Engelse kit gebouwd. Op tal van punten is het model aangepast en verbeterd. De voormalige oorlogslocs reden van 1946 tot 1956 in het noorden van het land. De NS 162 heeft als enige de slopershamer overleefd en wordt op het moment door de Werkgroep 162 gerestaureerd.
2010