Het begin
In april 2004 is het eindelijk zover. Na maanden van voorbereiding en bouwen is de nieuwe kelder onder mijn huis klaar. De ruimte is met zes bij vijf meter erg royaal. Ook de hoogte is met 2,30 meter dik in orde. Voor ik aan De Lage Zij begon heb ik eerst het plafond voorzien van een negen tl-buizen. Zo heb je overal lekker veel licht en dat is met al dat gepruts erg fijn. De muren zijn alvast blauw geschilderd als basiskleur van de lucht. De wolken en het landschap worden later ingetekend.
De Lage Zij wordt gebouwd volgens de open bouwmethode. Een sterk frame van houten latten vormt de basis waarop later de rails en het landschap wordt bevestigd. De latten worden ingezaagd op de kruisverbindingen en elke verbinding wordt gelijmd met de sneldrogende PU-Tix.
Het resultaat van al dat gezaag, gelijm en geschroef is een zeer stabiel lattenwerk. De openingen tussen de latten zijn ongeveer 50 bij 50 cm. Dat is meer dan voldoende om je bovenlijf doorheen te steken. Zo zijn ook de verste hoeken tijdens de bouw goed bereikbaar. Het lattenwerk steunt aan de voorkant op poten en is aan de achterkant in de muur geschroefd.
De ondergrond voor de rails wordt uitgezaagd uit 12 mm MDF. De stroken voor het schaduwstation worden direct op het lattenwerk vastgeschroefd. Daarna plak ik een dun laagje schuim op het hout. Het schuim dempt het geluid en naden worden uitgevlakt. Het schuim is voor een habbekrats te koop bij elke bouwmarkt. De gleuven voor de wisselaandrijvingen met geheugenmetaal worden uit het schuim gesneden.
Tenslotte wordt alles in een lichte aardetint geschilderd. Bij het afwerken van de rails schijnt de witte ondergrond er dan niet doorheen. Op zich is dat in het schaduwstation natuurlijk niet nodig, maar het ziet er wel gelijk netter uit. De rails kunnen nu gelegd worden.
Rails, rails, rails
Juni 2004. Niet lang na het begin liggen de eerste rails al op hun plaats. De foto toont de toegang tot schaduwstation A (zie ontwerp). Het achteloze stapeltje elektronica rechts bestaat uit terugmelddecoders van verschillende pluimage. Onder de baan zijn er ook al de nodige gemonteerd om de sporen op aan te sluiten. Uiteindelijk komen de Viessmann 5233 decoders als voordeligste oplossing uit de test.
Inderdaad rails, rails en nog eens rails. Je spijkert wat meters weg in een schaduwstation. De wissels zijn allemaal voorzien van een wisselaandrijving met geheugendraad. Ze zijn ook al aangesloten op de nodige wisseldecoders en lijken te functioneren. Alles is provisorisch verbonden met de Intellibox om de aansluitingen te kunnen testen.
Even een kijkje de andere kant op. De sporen van het schaduwstation komen samen in een waaier van wissels. Het was een behoorlijke klus om de hele wisselstraat strak te krijgen. De Tillig wissels zijn niet allemaal even recht en de ene spoorstaaf is nog wel eens langer dan de andere. Secuur werken en heel veel opmeten is de enige manier om het echt goed te krijgen.
En hier houdt het even op. Pas na de zomer kan de rest van de kelder worden volgebouwd. Tot die tijd kunnen de treinen een paar meter vooruit en achteruit rijden. Dat geeft me in elk geval alle tijd om de wisselaandrijvingen te perfectioneren. De uitslag van het meegebogen wissel blijkt uiteindelijk zo groot te zijn dat een veel langere geheugendraad nodig is om het wissel echt goed om te zetten. Dat weten we dus ook gelijk voor de volgende keer
Van schaduwstation naar schaduwstation
Oktober 2004. De bouw van het onderste niveau schiet lekker op. De tafels zijn gebouwd en alle rails liggen op hun plaats, zoals hier bij het midden van de baan. Oplettende kijkertjes zien een gat in de baan bij de trap. Daar komt een uitneembare sectie die wordt weggehaald als de baan niet in bedrijf is. Zo blijft de trap over de volle breedte begaanbaar.
Voor het zover was, is er heel wat gebeurd. In het ontwerp van de baan komen diverse vloeiende bogen en ingewikkelde wisselstraten voor. Dat is makkelijk ontworpen in de computer, maar je legt het niet zo maar even uit op een plaat hout. Daarom heb ik de lastigste delen van het ontwerp op ware grootte uitgeprint.
De blaadjes worden op het hout geplakt met spuitlijm. Als je het netjes doet, klopt de tekening bijna tot op de millimeter. Daarna hoef je alleen nog maar de lijntjes te volgen met een decoupeerzaag. De losse bogen teken je snel en makkelijk uit door een smal latje te gebruiken als geïmproviseerde passer.
Wanneer de onderbouw op zijn plaats ligt, volgt de bekende route van afbouwen. Eerst worden de gleuven voor de wisselaandrijvingen gefreesd met bovenfrees. Vervolgens wordt al het hout bedekt met een dun laagje schuim. Na het drogen van de lijm worden de gleufjes opgesneden met een scherp mesje. Tenslotte wordt alles aardebruin geschilderd.
De wissels moeten precies boven de gleuven komen. Het is dus handig om eerst de wissels neer te leggen en dan pas de rest van de rails op hun plaats te brengen. De draadjes soldeer ik van tevoren tegen de onderkant van de spoorstaven. Zo zie je er straks helemaal niets meer van. De aandrijvingen van de gemonteerde wissels worden direct getest en optimaal afgesteld.
Het leggen van de sporen is daarna een rechttoe rechtaan klusje. Aangezien de bochten van Tillig toch niet goed kloppen, heb ik deze keer alle bogen met flexibele rails gelegd. Het resultaat is gelijk een stuk beter. Ik heb weer een latje als passer gebruikt om de bogen snel en zuiver te leggen. In de schaduwstations gebruik ik kleine railspijkertjes van Minitrix voor het bevestigen van de rails. Je ziet ze bijna niet en je drukt ze zo met een drevel in de grondplaat.
In een boog komt behoorlijk wat kracht te staan op de railverbindingen. Als je een plastic raillas gebruikt om een isolatie aan te brengen, krijg je snel een lelijke knik in het traject. Je kunt beter eerst de rails vastleggen. Daarna vervang je rond de plaats van de isolatie de railstoelen door vier koperen spijkertjes. Je kunt dan de rail doorslijpen zonder dat er nog iets verschuift en je hebt een perfecte isolatie. Met gewone raillassen loop je tegen hetzelfde probleem aan. Door de raillassen verschoven te monteren heb je er geen last van. Zelfs in een scherpe boog kun je flexibele rails zo netjes aan elkaar knopen.
Na een paar weken zijn de drie schaduwstations helemaal af. Rechts zie je het eerder gebouwde schaduwstation A. Op de tafel in het midden ligt het tweede schaduwstation B. De trap in de eerste foto van deze pagina ligt nog verder naar links. Daar ligt het derde schaduwstation C. De baan gaat nu grondig getest worden. Pas als al het materieel probleemloos rondtuft, ga ik beginnen aan het bovenste niveau. Rijden maar!
Uitneembare sectie
December 2004. De Lage Zij is gebouwd langs de wand van de kelder. Hoewel de kelder lekker ruim is, is de keldertrap wat smal uitgevallen. Precies op dat punt kruist de ene poot van de hoofdbaan de andere poot. Er lopen maar liefst vijf sporen naast elkaar. Van de trap blijft weinig meer over. Je kunt er net langs lopen, maar met een flink stuk hout of fotospullen in je handen is het niet te doen. De rails bij de trap moesten dus uitneembaar worden. Maar hoe doe je dat?
Een goede uitneembare sectie is best lastig om te maken. De randen moeten precies aansluiten. Treinen zijn immers slechte springers. De constructie moet ook sterk en heel stabiel zijn. Daarom heb ik de sectie opgebouwd uit 15 mm berkentriplex en dikke vuren houten latten. De ondergrond voor de rails is gezaagd uit 12 mm MDF. Alle verbindingen zijn geschroefd en gelijmd.
De truc is om de zijkanten niet verticaal te maken, maar ze onder een hoek te zetten. De rechter zijkant wijst naar rechts en de linker zijkant naar links. De uitneembare sectie komt zo door zijn gewicht vanzelf helemaal klem te zitten. Toch blijft de sectie makkelijk naar boven weg te tillen.
De sectie steunt aan beide zijden op een onderrand. Aan de achterkant heb ik een driehoek uit de rand gezaagd. De kopse kanten van de uitneembare sectie hebben een driehoekige punt die precies in het gat past. De sectie zakt zo tegen de muur aan en kan helemaal geen kant meer op. Je zou ook een centreerpunt in het midden van de onderrand kunnen maken. Dat heeft hetzelfde effect.
Op de muur zit een kleine kabelgoot met een 25-pens connector. De stekker van de sectie wordt in de connector geplugd. De rails aan beide zijden van de sectie worden ook via deze stekker van spanning voorzien. Wanneer de sectie is verwijderd, komen de toevoersporen dus automatisch zonder spanning te staan. Een trein kan zo nooit het gat in rijden.
Rest nog het leggen van de rails. Ik heb ze eerst over de naden gelegd. Daarna heb ik de rails uitgevlakt met dunne strookjes styreen. De laatste railstoelen zijn vervangen door kleine koperen spijkertjes om de rails exact te fixeren. Tenslotte heb ik de rails op de naad doorgezaagd. Zo sluiten ze altijd precies op elkaar aan.
2004