Nul, da’s niet niks
De Lage Zij en Project Waldberg zijn gebouwd in H0 (1:87). Bij Buitenlust heb ik gekozen voor spoor 0 (1:43,5). Waarom deze grote schaal? De ervaring! Spoor nul heeft een veel grotere belevingsfactor dan H0. De schaal is twee keer zo groot, wat betekent dat modellen acht keer het volume hebben. En dat is heel indrukwekkend. Natuurlijk zijn spoor 1 en spoor 2 nog groter, maar met spoor nul kun je in een gemiddelde hobbykamer nog gewoon uit de voeten. In de grotere schalen kun je dat eigenlijk wel vergeten.
Modellen in spoor nul zijn doorgaans gedetailleerder dan modellen in H0. Er zijn volop voorbeelden van prachtig gedetailleerde modellen in 1:87, maar in 1:43,5 zie je er gewoon meer van. Bovendien wordt er in spoor 0 bijna alleen maar in kleine series gebouwd, waardoor sowieso meer aandacht aan details wordt besteed dan bij de grote series van Märklin, Fleischmann en Roco. Zaken als echtwerkende schroefkoppelingen en verende buffers zijn standaard bij spoor 0.
Groot, maar toch behapbaar
Rond spoor 0 leeft het misverstand dat het heel duur is en dat je er veel ruimte voor nodig hebt. Als je het 1:1 vergelijkt, zit daar wel een kern van waarheid in. Een met de hand gebouwde, super gedetailleerde, 2 kilo wegende messing loc in spoor nul is duurder dan een fabrieksmodel in H0. Dat is niet meer dan logisch. In H0 heb je veel meer nodig om op dezelfde oppervlakte iets neer te zetten. Een Sikje met drie goederenwagens zie je in H0 bijna niet staan, maar in 0 is dat een indrukwekkende trein. Je hebt dus minder nodig om meer te bereiken.
Wie een enorm emplacement met tientallen treinen wil nabouwen moet niet voor spoor 0 kiezen. Maar als je gefascineerd bent door rustige zijlijntjes, lekker rangeren en veel details, is 0 een heel interessante schaal. Een klein emplacement zoals Buitenlust past makkelijk in een grote hobbykamer en biedt eindeloze mogelijkheden. Er zijn niet heel veel modellen naar Nederlands voorbeeld, maar er is genoeg. Bijvoorbeeld van Philotrain en MK Modelbouwstudio. Het zelf bouwen van messing modellen is door iedereen die gemiddeld handig is, heel goed te doen.
Revival van het grote spoor
Spoor 0 was in de eerste helft van de vorige eeuw zo’n beetje de meest populaire schaal voor ‘de elektrische trein’. De opkomst van H0 in de jaren ’50 maakt daar een einde aan. Lange tijd leek het dat spoor 0 voorgoed zouden verdwijnen. Nadat spoor 1 opnieuw in de belangstelling kwam te staan, begon ook de interesse in spoor nul langzaam toe te nemen. De afgelopen jaren gaat het opeens hard. Het marktaandeel van spoor 0 is nog steeds klein, maar is wel verdubbeld en sterk stijgend.
Spoor 0 is ook niet langer het domein van de messingmaniak. Lenz heeft een betaalbaar spoor 0 programma op de markt gezet en bouwt dat gestaag verder uit. De modellen zijn prachtig gedetailleerd en steevast uitverkocht. Verder zijn Brawa en Busch recent in 0 gestapt. In de landen om ons heen is spoor nul al langer populair. In de Verenigde Staten heeft spoor nul een groot marktaandeel, maar ook in Engeland en Duitsland wordt er veel meer genuld. Spoor 0 is terug van weggeweest.
1:43,5, 1:45 of 1:48
Wanneer het over spoor 0 gaat, kom je drie verschillende schalen tegen: 1:43,5, 1:45 en 1:48. Hoe groot is spoor 0 nu precies? Het flauwe antwoord is dat het een beetje afhangt van waar je woont. In Engeland wordt spoor 0 wel 7 mm scale genoemd. De schaalverhouding is 7 mm to the foot. Dit komt neer op 1:43,5. Eigenlijk hoort hier een spoorbreedte van 33 mm bij, terwijl 32 mm gangbaar is. Dat minieme verschil stoort bijna niemand. Wie het wel stoort, kiest voor het puristische Scale Seven: 1:43,5 met een spoorbreedte van 33 mm. Het is maar wat je wilt.
Met name in de Duitstalige landen wordt 1:45 met een spoorbreedte van 32 mm gehanteerd. Daarentegen kiezen we in Nederland eerder voor 1:43,5. Het verschil tussen 1:43,5 en 1:45 is zo klein, dat je beide schalen door elkaar kunt gebruiken. Dit gaat niet meer op bij Amerikaans Nul. Aan de overkant van de plas hebben ze gekozen voor 1:48. Ook daar is de spoorbreedte 32 mm.
Een uitgebreider verslag kun je lezen in de Railhobby van juli/augustus 2008.
2007, 2015